27 januari 2024

Bekentenissen - Zo zal het zijn

Beschouwingen van een ik op de manier van Michel de Montaigne
[Op 7 april 2015 heb ik in mijn journaal gesteld dat dit geen goede titel is, want bekentenissen zijn altijd onwaar en ongeloofwaardig.]

Wat meteen begrepen kan worden, kan onmogelijk juist zijn. Begrijpen houdt in dat je diepe samenhangen ziet. Ik heb na mijn wetenschappelijke artikelen over een ontregelde wereld willen schrijven – over een wereld zonder regels, zeg maar: over de structuur van chaos. Zo heeft Henny van Gelder het tenminste op mijn Wikipedia–pagina gezet. (Of is daar bedoeld dat de regels ingewikkelder zijn dan ooit bedacht kan worden?) Ik ben lukraak gaan schrijven: Prometheus, Het Boudoir, Hemels Landschap, Titan, De Republiek der Kerngeleerden, De Opstand, Het Melancholieke Genie, Dutch Messengers, Urania, Heinsius en Het Verborgen Veld. De Opstand is, achteraf gezien, het kantelpunt. Daar heb ik mezelf in een verhaal neergezet dat ik pas aandurfde toen het pensioen me er de vrijheid voor gaf. Ik moet proberen het gemeenschappelijke van die elf boeken onder woorden te brengen, zoals Nietzsche in Ecce Homo deed toen hij zijn eerdere boeken samenvatte en met elkaar in verband bracht. Bij hem waren het: Geburt der Tragödie, Die Unzeitgemässen, Menschliches–Allzumenschliches, Morgenröthe, Fröhliche Wissenschaft, Zarathustra, Jenseits von Gut and Böse, Genealogie der Moral, Fall Wagner en Götzendämmerung. Zarathustra is het kantelpunt. Zie Ecce Homo blz 84–120. Lees ook blz 23–26 in zijn commentaar op Zarathustra, waarin uitgelegd wordt dat dit werk op aforismen berust uit een vroegere periode van de schrijver. Ook mijn laatste boek, dat ik eerst maar eens Bekentenissen noem, zou op die manier opgebouwd kunnen worden. Maar:

Tot hier was ik gekomen op 29 december 2014, om er op 18 augustus 2015 (een verjaardag van mijn vader) nog aan toe te voegen dat het boek over Laplace zou kunnen gaan, schrijver van Mécanique Céleste, met name over de verkruimeling van zijn deterministische wereldbeeld na 1815. In zijn leven zou ik op uitingen van zijn sexualiteit en agressie moeten letten (een psychoanalyticus zou daar in elk geval op letten). In het boek van Gillispie is al te lezen dat hij onsympathiek en arrogant overkwam en weinig vrienden had. Zijn wiskundige werk getuigt ook van een zekere dwang en is weinig elegant. In het boek van Hahn staat misschien de sleutel: Zijn dochter Sophie, geboren tijdens de Franse Revolutie, was duidelijk zijn lieveling. Ze schijnt de enige vrouw geweest te zijn aan wie hij openlijk zijn liefde durfde tonen. Haar tragische dood na de bevalling van haar eerstgeborene in 1813 greep hem zo aan dat hij ernstig ziek werd en kort daarop zijn testament maakte. Dit trauma op zijn 64ste herinnerde hem ongetwijfeld aan het verlies dat hij als kind geleden had toen zijn moeder Marie Anne op zijn 8ste van hem werd weggenomen. Als ik dit onderwerp voor mijn twaalfde boek kies, zal het niet Bekentenissen kunnen heten, maar bijvoorbeeld Zo zal het zijn.

[Ter inspiratie noem ik de titels die Nietsche aan de vier hoofdstukken van Ecce Homo gaf: Warum ich so klug bin, Warum ich so weise bin, Warum ich so gute Buchen schreiben kann, en Warum ich ein Schicksal bin. Ecce Homo heeft twee voorwoorden, een eerste dat de hoofdstukken samenvat en een tweede met het karakter van een preambule: So erzähle ich mir mein Leben. Zijn lot, dat aan het slot beschreven wordt, is dat hij tegen de morele leugens van zijn tijd – ja, die Verlogenheit von Jahrtausenden – moest ingaan en, overgevoelig als hij was, elk compromis uitsloot. Leugens zijn erger dan de onverschilligheid waar ik onder geleden heb en die me tot twee keer toe heeft weggejaagd. Is dat mijn thema, of de vraag wat het leven goed maakt? Zie Trudy van Asperen blz 196. Misschien ook de tegenstelling: Gezindheids-ethiek versus verantwoordelijkheids-ethiek? Zie Joachim Radkau blz 788. Van die twee heeft de eerste veel met mijn thema te maken, en de tweede ook wel iets: denk aan De Opstand (Gadso Coopmans), Het Melancholieke Genie (Benauwde Wereld), en Urania (Ernst van Straaten). Als ik jaren neem om een laatste boek te schrijven zullen ook belemmeringen kunnen wegvallen om grote liefde aan de orde te stellen. Laat ik naar een variant op zoek gaan van goed & waar leven; voor een wetenschapper telt waar meer dan goed. Bovendien geldt (Joachim Radkau blz 813): Die Wahrheit zu den man durch geistige Konzentration gelangt ist das Bindeglied zwischen Wissenschaft und Mystik. Wenn Weber Wissenschaft und Mystik scharf aus einander hielt, dann ist das um die Wissenschaft vor der Mystik zu retten, und die Mystik vor der Wissenschaft.]

[Verdere gedachten, nu naar aanleiding van Toulmins ‘Cosmopolis’: helaas is het skepticisme verloren gegaan, het niet-destructief bedoelde nee zeggen tegen empiristen, mensen die beweren dat ze iets weten omdat ze het ervaren hebben; lees Montaignes Apologie van Raymond Sebond met gedachten over de natuur, ook diens essay (in Vol. 3) over verzen van Virgilius waarin hij op zijn erecties (’lang’ + ’dik’) en geneuk ingaat; lees verder in Pyrrho die wijst op de beperking van ervaringen (wat aansluit bij ‘De Wetten’, en Wittgenstein) zodat we niets zeker zouden kunnen weten.] [Humanisme = gedetailleerde beschrijving van praktische ervaringen, die skepsis toelaten, Rationalisme = wiskundige analyse met theoretische concepten, die waar en zeker zouden zijn, quest for certainty.]

Stephen Toulmin (Cosmopolis 105): In facing problems about the use of new knowledge for human good, we may ignore the ideal of intellectual exactitude, with its idolization of geometrical proof and certainty. Instead, we must try to recapture the practical modesty of the humanists, which let them live free of anxiety, despite uncertainty, ambiguity, and pluralism.

Hier zullen (voorlopig ongeordende) stukjes tekst staan die me zomaar invallen. Ze gaan waarschijnlijk allemaal over onderzoeksprogramma’s à la Lakatos. Het zouden er uiteindelijk honderd kunnen worden, elk van een pagina of twee, of vijftig van vijf bladzijden. Ik ben er op 25 februari 2014 mee begonnen, toen ik teksten over de geschiedenis van de natuurkunde nog eens had doorgelezen en ze zo particulier vond dat Atlas-Contact of Meulenhoff er niet aan zou beginnen ze uit te geven. Tijd om een punt te zetten achter teksten over de natuurkunde. *)

Malus (1775–1812), aan wie ik gedacht heb, zou een roman van twintig stukken van twee of drie bladzijden kunnen opleveren, met zijn verdachte achtergrond, zijn nederige dienstplicht, de expeditie naar Egypte waar hij de pest kreeg, het herstel van vestingen in Lille en Straatsburg, het patronaat van Laplace, het onderzoek van de breking van het licht en de tering waardoor hij tenslotte stikte.

[Toen hij begin 1799 in Jaffa de pest kreeg en niet bij het leger kon zijn dat naar Acri (bij Haifa) optrok, schreef hij een traktaat over het licht. En toen hij in 1808 in de Rue d’Enfer woonde en door een dubbelbrekend prisma naar de ramen van het Palais de Luxembourg keek waar de ondergaande zon ín weerspiegeld werd, zag hij dat één van de beelden verdween als hij het prisma draaide. Dit wees op een polarisatie van het licht, dat in de ene breking loodrecht op de andere trilt.] Op 30 juli 2015 heb ik het idee gekregen een psychoanalytische biografie van Pierre Simon Laplace (1749–1827) te schrijven, de man die Malus geprotegeerd heeft – en om te zien of het leven van die man me boeien kan zal ik het boek van Roger Hahn moeten lezen dat in de UB van de Uithof staat! Leen het op 31 juli. Vandaag heb ik al het stuk van Robert Fox over de natuurkunde volgens Laplace doorgenomen dat op blz 278-294 in Olby’s Companion staat. Op 6 augustus heb ik Jelle dat boek van Hahn antiquarisch voor $150 bij Amazon.com laten kopen.

Ook heb ik even aan Anderson (1905–1991) en Meitner (1878–1968) gedacht die in de jaren 1920 van mening verschilden over het continue energiespectrum van elektronen uit de atoomkern [zie Lakatos p. 81– 86], met de tegenstelling jong & man (Carl) en oud & vrouw (Lise), en de opheldering die Pauli later gaf toen hij nog onbekende deeltjes (neutrino’s) veronderstelde om behoudswetten te redden. [Ook hier zijn gemakkelijk twintig van die stukken over te schrijven, maar is het mogelijk om het luchthartig, met anekdotes en met humor te doen?]

Hoe prozaïsch ik het allemaal zeg, toch ligt juist in deze nuchtere weergave van de natuur een stukje poëzie. Ik doe een beroep op de mensen die gezond zijn: lees niet alleen maar gezonde boeken, maar verdiep je in de zogenaamd zieke literatuur. Die kan je verkwikken en opbeuren. Gezonde mensen zouden steeds wat risico moeten nemen. Waarom is men sodeju dan zo gezond? [’Walser’ 83.]

’Verder zou ik er nog dit van kunnen zeggen.’ Zo’n soort stijl. Spits en puntig. Anekdotes die vragen oproepen over het weten [de kern van het weten]. Ik zou een Schopenhauer kunnen worden, de leesbare, die van de kleine geschriften, of een Voltaire, die van het filosofisch woordenboek met de sprekende verhaaltjes. Het plan om Heine’s Geständnisse na te doen is onuitvoerbaar, want wat heb ik eigenlijk te bekennen en hoe geestig ben ik nou helemaal?

*) In april 2014, toen ik Goed Verborgen naar Bertram Mourits had gestuurd en gehoord had dat hij het wilde uitgeven, heb ik mijn ideeën over Bekentenissen aan de kant gezet. Het contract voor de uitgave van dit boek, dat Het Verborgen Veld zou moeten heten, is in november getekend en zal maart 2015 verschijnen. Als het verschijnt ben ik 75 en zal ik nog wel 7 tot 10 jaar kunnen werken – lang genoeg voor iets dat werkelijk substantieel is, een boek van 400–500 bladzijden. Aan de andere kant: de vijfsterren-recensie door Martijn van Calmthout die april 2015 verschenen is suggereert dat ik onmogelijk nog iets beters schrijven kan.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Giftige straling

‘Zou iemand op het idee gekomen zijn de natuur te bestuderen als het niet bekend zou zijn dat sommige mensen zich daar mee bezig houden? Na...